Wil weten, wil begrijpen, wil de controle houden. Het hoofd staat voor de regie van je leven. Dat geldt voor volwassenen, ook voor kinderen.
Onbewust speelt het hoofd een grote rol. De innerlijke saboteur zegt elke keer tegen het individu, wat het wel of niet moet doen.
En vooral niet…
Het hoofd leeft in beperkingen en zorgt ervoor dat het kind zich kleiner maakt en het liefst onzeker. Zo houdt het hoofd de controle over het kind.
Het hoofd zegt continue dingen, houdt de onrust in stand.
“Ze vinden mij niet leuk, ik doe het niet goed”, zijn veel voorkomende zinnen. Als er dan ook nog voorbeelden gebeuren waardoor het hoofd dit kan bevestigen, wordt zijn rol steeds groter.
Het hoofd is dominant en stuurt het individu.
En het kind voelt zich steeds slechter.
Zo blijft de cirkel in stand.
Alle gedachten creƫren angst. De gedachten zijn uit angst ontstaan.
Het is de wisselwerking, het werkt twee kanten op.
Alles wat vanuit angst ontstaat is belemmerend. Belastend.
Het belangrijkste is dat jij begrijpt dat de drukte die jij in je hoofd hebt, ook in jouw kind gaande is. Dan kan jij je kind beter begrijpen. Kan jij zien wat er in jouw kind gebeurd. Kan je inleven.
Probeer de angst bij je kind niet weg te krijgen, dan komt het nog harder terug. Geef je ook nog eens onbewust het signaal aan jouw kind dat jouw kind iets niet goed doet.
Wat er is mag er zijn. Door jouw kind uit te leggen wat er allemaal in het hoofd gebeurt, dat anderen dat ook hebben. Jij voorbeelden over jezelf kunt geven. Geeft het kind rust. Voelt zich tenslotte begrepen. Gezien. En begrijpt vooral, het ligt niet aan mij. Ik ben niet de enige.
Wat voor een kind belangrijk is, dat hij of zij leert, dat wat er ook van binnen wordt gevoeld. Hoe het kind ook in zijn of haar vel zit. Het mag er zijn, het is niet fout.
Het mag benoemd worden. Er hoeft niet iets aan het kind te veranderen. Ouders en maatschappij leggen vaak de nadruk op wat niet lekker gaat.
Het kind mag gestimuleerd worden. De goede kanten van het kind benadrukt, zodat het kind ook beter met de andere, minder positieve, dingen kan omgaan.
Het kind mag leren dat iets wat niet fijn gaat ook bij het leven hoort.
Je slecht voelen, betekent niet dat er iets fout gaat. Je kind mag begrijpen dat hij of zij niet altijd goed of perfect hoeft te zijn.
Dat alles wordt benadrukt door voorbeelden uit je eigen leven te geven. Een kind voelt zich gesteund als het voelt, ik sta niet alleen.
Pak het niet mooier in en wees eerlijk met wat je vertelt. Niet om het kind te beschermen. Juist om het kind te laten zien hoe het leven werkt. Hoe iedereen zijn of haar worstelingen heeft.
Je hoeft geen ellenlange gesprekken te voeren. Af en toe iets delen kan het kind goed verwerken.
Een kind, het hoofd, gaat snel een eigen leven leiden.
Wat al snel lijden wordt als het kind dan niet gezien wordt.
Elke keer die aanmoediging. Elke keer laten ervaren, je bent niet de enige. Dit gebeurt in jou, dit gebeurt in de ander, brengt overzicht.
Kinderen hebben weinig woorden nodig.
Zodra een kind merkt ik krijg de ruimte om niet alles weg te hoeven duwen, komt het kind meer tevoorschijn.
Liefs, Diana.